-
1 oindre
-
2 imprégner
-
3 imbiber
imbiber [ẽbiebee]♦voorbeelden:1 opzuigen ⇒ in zich opnemen, zich vol zuigen (met)vdoordrenken, nat maken -
4 douse in/with
douse in/withdoor en door nat maken met, doordrenken van -
5 douse
v. onderdompelen, nat maken; uitdoen (van licht)douse, dowse[ daus]3 water gooien over ⇒ kletsnat maken, onderdompelen♦voorbeelden:3 douse in/with • door en door nat maken met, doordrenken van -
6 saturate
v. verzadigen, drenken; platgooien met bommen[ sætsjəreet]♦voorbeelden:2 the computer market will soon be saturated • de afzetmarkt voor computers zal weldra verzadigd zijna saturated solution of sugar • een verzadigde suikeroplossing -
7 tränken
tränken1 doordrenken ⇒ drenken, (laten) doortrekken, impregneren2 drenken, te drinken geven, laten drinken♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский